Engelbert Steenbergen1
M, #9272, b. circa 1420
Father | Hendrik Steenbergen1 b. c 1380 |
Charts | Pedigree Chart Robert Lamping DC Johan Steenbergen (#9274) (b. ca. 1340) |
Related To Robert Lamping | Y |
Birth* | circa 1420 | Engelbert Steenbergen was born circa 1420. |
He was the son of Hendrik Steenbergen.1 | ||
Biography* | Bron: Werner ten Kate, Genealogie Steenbergen op Zuidwolde (citaatnummers en romeinse verwijzingen refereren aan deze bron) Schulte van Zuidwolde in 1483 en waarschijnlijk al in 1461. Op 12 maart 1479 door de heer van Ruinen beleent met twee erven Steenbergen, Lubbinge en Pinksterman te Zuidwolde [45], overleden na 20 januari 1483. Engelbert is de eerste Steenbergen van wie een akte van belening door de heer Van Ruinen bewaard is gebleven. Hij wordt in 1479 door Hendrik van Munster, heer van Ruinen, beleent met "vier hoeven lands gelegen in den Kerspel van Suitwolde die geheten sijn Postingehove, die Hierna ende Verijert ene hoeve ende Dinxstalingehove ende Bareldes hoeve mijt al hoeren toubehoeren". De namen van de genoemde hoeven zeggen ons op het eerste gezicht niet zo veel, ze zijn op hedendaagse topografische kaarten niet meer terug te vinden. Dat we toch weten om welke hoeven het gaat hebben we te danken aan het feit dat het de heer van Ruinen rond 1630 ook niet helemaal meer duidelijk was waar zijn leenbezit nu eigenlijk lag. Daarom liet hij navragen "wair up Suitwolde die Postinge of Poestinge Hoeve gelegen is" [46] , het antwoord luidde: "nu Steenberge". Verder blijkt "die Huijrne und Verijart sijnde eine hoefe te samen gelegen" in 1630 Lubbinge te zijn, een buurtschap tussen Ten Arlo en Steenbergen. "Die Dinxstelinge hoeve" is in 1630 "nu Pingsterman", een van de erven op Ten Arlo. En "Bareldes hoefe" tot slot is "nu Steenberge". Deze vier hoeven maakten, samen met twee hoeven op het huidige Ten Arlo en een niet nader te traceren hoeve, deel uit van een zevental hoeven op Zuidwolde die in ieder geval sinds het einde van de 14e eeuw door de heren Van Ruinen in leen werden gehouden van de Utrechtse bisschop [47]. Overigens waren ook de heerlijkheden Ruinen en Ruinerwold zelf ook een leen van de Utrechtse bisschop. Uit de Utrechtse leenregisters valt op te maken dat Hendrik van Munster na de dood van zijn moeder op 3 juni 1478 werd beleend met deze beide heerlijkheden [48]. De belening van Engelbert Steenbergen minder dan een jaar later kan dan ook worden gezien als een belening 'met de ledige hand'. Dat wil zeggen een belening die nodig was geworden door het optreden van een nieuwe leenheer, waarbij geen heergewaad betaald hoefde te worden. Engelbert zal dan ook al voor 1479 met de bewuste leengoederen beleend zijn geweest. Engelbert Steenbergen wordt verder vermeld op 26 mei 1461 [49], 19 augustus 1479 [50] en 20 januari 1483 [11]. In 1461 procederen Willem Campinge en Johan van Zwynre als buren van Meppen voor de Etstoel tegen de gebroeders Dunninge over de eigendom van een stuk grond. De gebroeders Dunninge beroepen zich op een door Engbert Steenbergen bezegelde brief, en trekken aan het langste eind. Het feit dat Engbert als zegelaar op een dergelijk brief voorkomt maakt het waarschijnlijk dat hij dan al schulte is. Uit het jaar 1483 is een oorkonde bewaard gebleven die door hem is gezegeld en waarin hij expliciet schulte van Zuidwolde wordt genoemd. In 1492 is hij als schulte opgevolgd door Arend Zantinge, die op 6 mei van dat jaar een oorkonde bezegeld [51]. In 1479 voert Engelbert nog een proces tegen de buren van Echten over de vraag of hij gerechtigd is in de marke van Echten. Engelbert kan de Etstoel een brief overleggen waaruit zijn waardeel in die marke blijkt "ende hie mach de marcke brucken nae beloepe syns wairdeels, ten sye saeke dat de buyr van Echten den breff wedderleggen mogen als lantrecht is". Een sluitend genealogisch bewijs voor een ouder-kind relatie tussen Engelbert Steenbergen en Hendrik of Roelof Steenbergen (IIa en IIb) is niet te geven. Bezien we de bij ons bekende gegevens, dan zijn er een tweetal argumenten aan te dragen die een dergelijke hypothese toch houdbaar maken. Ten eerste weten we dat Roelof en Hendrik Steenbergen de enige twee Steenbergens zijn die we in de eerste dertig jaar van de vijftiende eeuw ontmoeten. Als we dan zien dat Engelbert in 1479 (en vermoedelijk ook al daarvoor) wordt beleend met een tweetal hoeven op Steenbergen, dan lijkt een familieband tussen hen zeer aannemelijk, zeker als we de regels rondom leenopvolging daarbij in aanmerking nemen. Ten tweede bekleedden zowel Hendrik als Engelbert de functie van schulte van Zuidwolde. Uit later eeuwen en weten we dat, ook binnen de familie Steenbergen, een dergelijk functie nogal eens van vader op zoon werd overgedragen. In het geval van Engelbert lijkt dit ook voor de hand te liggen, waarmee we dus een lichte voorkeur hebben om in Hendrik Steenbergen de vader van Engelbert aan te wijzen. . In 1479 voert Engelbert nog een proces tegen de buren van Echten over de vraag of hij gerechtigd is in de marke van Echten. Engelbert kan de Etstoel een brief overleggen waaruit zijn waardeel in die marke blijkt "ende hie mach de marcke brucken nae beloepe syns wairdeels, ten sye saeke dat de buyr van Echten den breff wedderleggen mogen als lantrecht is". Een sluitend genealogisch bewijs voor een ouder-kind relatie tussen Engelbert Steenbergen en Hendrik of Roelof Steenbergen (IIa en IIb) is niet te geven. Bezien we de bij ons bekende gegevens, dan zijn er een tweetal argumenten aan te dragen die een dergelijke hypothese toch houdbaar maken. Ten eerste weten we dat Roelof en Hendrik Steenbergen de enige twee Steenbergens zijn die we in de eerste dertig jaar van de vijftiende eeuw ontmoeten. Als we dan zien dat Engelbert in 1479 (en vermoedelijk ook al daarvoor) wordt beleend met een tweetal hoeven op Steenbergen, dan lijkt een familieband tussen hen zeer aannemelijk, zeker als we de regels rondom leenopvolging daarbij in aanmerking nemen. Ten tweede bekleedden zowel Hendrik als Engelbert de functie van schulte van Zuidwolde. Uit later eeuwen en weten we dat, ook binnen de familie Steenbergen, een dergelijk functie nogal eens van vader op zoon werd overgedragen. In 1479 voert Engelbert nog een proces tegen de buren van Echten over de vraag of hij gerechtigd is in de marke van Echten. Engelbert kan de Etstoel een brief overleggen waaruit zijn waardeel in die marke blijkt "ende hie mach de marcke brucken nae beloepe syns wairdeels, ten sye saeke dat de buyr van Echten den breff wedderleggen mogen als lantrecht is". Een sluitend genealogisch bewijs voor een ouder-kind relatie tussen Engelbert Steenbergen en Hendrik of Roelof Steenbergen (IIa en IIb) is niet te geven. Bezien we de bij ons bekende gegevens, dan zijn er een tweetal argumenten aan te dragen die een dergelijke hypothese toch houdbaar maken. Ten eerste weten we dat Roelof en Hendrik Steenbergen de enige twee Steenbergens zijn die we in de eerste dertig jaar van de vijftiende eeuw ontmoeten. Als we dan zien dat Engelbert in 1479 (en vermoedelijk ook al daarvoor) wordt beleend met een tweetal hoeven op Steenbergen, dan lijkt een familieband tussen hen zeer aannemelijk, zeker als we de regels rondom leenopvolging daarbij in aanmerking nemen. Ten tweede bekleedden zowel Hendrik als Engelbert de functie van schulte van Zuidwolde. Uit later eeuwen en weten we dat, ook binnen de familie Steenbergen, een dergelijk functie nogal eens van vader op zoon werd overgedragen. In het geval van Engelbert lijkt dit ook voor de hand te liggen, waarmee we dus een lichte voorkeur hebben om in Hendrik Steenbergen de vader van Engelbert aan te wijzen. . In 1479 voert Engelbert nog een proces tegen de buren van Echten over de vraag of hij gerechtigd is in de marke van Echten. Engelbert kan de Etstoel een brief overleggen waaruit zijn waardeel in die marke blijkt "ende hie mach de marcke brucken nae beloepe syns wairdeels, ten sye saeke dat de buyr van Echten den breff wedderleggen mogen als lantrecht is". Een sluitend genealogisch bewijs voor een ouder-kind relatie tussen Engelbert Steenbergen en Hendrik of Roelof Steenbergen (IIa en IIb) is niet te geven. Bezien we de bij ons bekende gegevens, dan zijn er een tweetal argumenten aan te dragen die een dergelijke hypothese toch houdbaar maken. Ten eerste weten we dat Roelof en Hendrik Steenbergen de enige twee Steenbergens zijn die we in de eerste dertig jaar van de vijftiende eeuw ontmoeten. Als we dan zien dat Engelbert in 1479 (en vermoedelijk ook al daarvoor) wordt beleend met een tweetal hoeven op Steenbergen, dan lijkt een familieband tussen hen zeer aannemelijk, zeker als we de regels rondom leenopvolging daarbij in aanmerking nemen. Ten tweede bekleedden zowel Hendrik als Engelbert d.1[Einde citaat] |
Family | ||
Child |
|
Citations
- [S187] Werner ten Kate, "Genealogie Steenbergen op Zuidwolde."
Last Edited | 28 Dec 2011 |